Sinterklaas en de kerstman zijn het land al weer uit, de oliebollen staan op tafel en straks knallen we massaal met vuurwerk de geest van het oude jaar de lucht in. Welkom aan weer een nieuw jaar, met weer nieuwe goede voornemens, waarvan je volgend jaar rond deze tijd weer moet constateren dat je de helft niet waargemaakt hebt. Maar dat komt natuurlijk omdat we nergens tijd voor hebben – ook niet voor het uitvoeren van al die goede voornemens dus. Want elk jaar duurt korter dan het vorige, lijkt het wel, toch?
Ja, inderdaad. Objectief gezien misschien niet, elk jaar duurt immers min of meer even lang – de jaarlijkse correctie met enkele seconden en schrikkeljaren daargelaten – dat nemen we voor nu tenminste even aan. En toch voelt dat voor ons brein heel anders, hoe ouder we worden hoe sneller de tijd lijkt te gaan en hoe korter een jaar dus ook duurt. Onze perceptie van tijd verandert met de jaren: duurden de zomervakanties als kind nog eindeloos (en scheen de zon ook altijd), nu knipper je even met je ogen en je zit alweer op je werkplek.
Nieuwe ervaringen vertragen de tijd
Er zijn verschillende theorieën die dit mechanisme proberen te verklaren. Eén ervan stelt dat onze hersenen in een nieuwe situatie meer herinneringen aanmaken, waardoor zo’n situatie achteraf langer geduurd lijkt te hebben; er is immers meer informatie verwerkt en gedocumenteerd. Dit verklaart de ervaring die veel reizigers hebben: al na de eerste dag op een vreemde bestemming heb je er voor je gevoel een week op zitten. Je ziet, hoort en beleeft meer nieuwe dingen en doet waarschijnlijk ook meer op een dag dan normaal. Meer opslag in je brein en instant tijdsvertraging dus. Voor de ervaring dat elk jaar korter duurt, geldt een vergelijkbaar mechanisme. Je maakt in een jaar minder nieuwe dingen mee dan een kind en gaat patronen herkennen, zoals de voorbijgaande seizoenen en terugkerende feestdagen en andere rituelen. Je leeft meer volgens routines en een min of meer vaste dagindeling. Dat is allemaal herhaling voor je brein, dat dus minder hoeft te verwerken en kan volstaan met minder opslaan – heel belangrijk, omdat ons brein graag zo efficiënt mogelijk werkt – geen aandacht voor de gewone, vertrouwde dingen dus. En daarmee is de tijd voor ons gevoel weer snel verstreken.
Te weinig prikkels zorgen ook voor stilstaande tijd
Jammer genoeg zijn er ook momenten waarop we dat anders beleven, bijvoorbeeld in de wachtkamer van de tandarts. Tien minuten kunnen dan eindeloos lijken te duren. Hier gaat het idee dat het zoveelste tandartsbezoek niet meer interessant is voor je brein, blijkbaar niet op. Dat zou kunnen komen doordat tijdsvertraging niet alleen optreedt in extreem prikkelrijke omgevingen – die vakantie op een onbekende bestemming – maar juist ook in extreem prikkelarme omgevingen. Doordat er zo weinig prikkels zijn, wordt je brein niet aangezet tot actie (adrenaline) en ook niet positief beloond (dopamine!). Er gebeurt niet zo veel dus. En dat duurt lang voor ons brein, dat voortdurend op zoek is naar iets nieuws.
Wil je je leven graag wat verlengen? Dan heb je volgens deze inzichten dus twee keuzes: of je zorgt dat je zo weinig mogelijk beleeft en je kapot verveelt óf je zorgt dat het brein krijgt wat hij wil: adrenaline en dopamine in de vorm van steeds weer nieuwe belevenissen.
Omdat volgens mij de laatste optie aangenamer is dan de eerste, wens ik iedereen een gevarieerd en dynamisch nieuw jaar, vol nieuwe (leuke!) belevenissen.